Geschreven door Peter Casier, ON6TT
Van Peter I naar België in 9 dagen
Maandag 21 februari 1994
IVanaf nu hebben we maar één doel voor ogen: zo vlug mogelijk naar huis. Er zijn twee opties: ofwel
blijven we op de Fedorov tot in Zuid-Afrika, een rit van drie weken. Ofwel stappen we af in King George,
in de South Shetlands, de noordtip van Antarctica. Via een radioamateur (natuurlijk!) in Punta Arenas, in
het zuiden van Chili, kunnen we een Hercules vrachtvliegtuig van het Uruguayaans leger charteren.
Onze cargo moet dan op de Fedorov blijven, tot die in mei in Europa aankomt. Alhoewel we niet genoeg
geld in kas hebben om de Hercules te betalen, en we onze tickets van Chili naar huis zelf moeten
financieren, nemen we deze oplossing. Iedereen ziet er tegen op om nog een tweetal weken doelloos
op de Fedorov te blijven rondhangen.
De rit naar King George duurt drie dagen. Het geeft ons de kans om wat op krachten te komen. Ik doe
niks anders als eten, slapen en op het schip rondslenteren.
De R/V Akademik Fedorov, zoals zijn officiële naam luidt, is met zijn 141 bij 24 meter het grootste
Antarctisch onderzoeksschip. Het is geen echte ijsbreker, zoals de Khlebnikov, maar kan met zijn
13.000 ton, 19.000 pk en verstevigde boeg toch door ijs met een dikte van een anderhalve meter
breken. De Fedorov is heel stabiel, we voelen de grond nauwelijks bewegen. De accommodatie is
sober, maar netjes. We zitten per twee in een kajuit, bestaande uit twee stapelbedden, een paar kasten,
een sofa en een klein badkamertje met lavabo, douche en toilet.
We zijn de enige buitenlanders aan boord. De rest van de kajuiten wordt ‘bewoond’ door de bemanning
en wetenschappelijk personeel die van of naar één of andere Russische Zuidpoolbasis vaart. De
Russen hebben niet genoeg geld om hun personeel naar huis te laten vliegen, dus blijven alle
wetenschappers maanden aan boord, tot het schip eind mei in Sint Petersburg aanlegt. Intussen werken
ze als bemanningslid. We trekken dan ook grote ogen als Anatol, de man die in de grote refter onze
tafel afruimt, een astrofysicus blijkt te zijn. Yuri, die in de keuken helpt, is een microbioloog en Wasili die
de gang kuist is een biochemicus... Ze vinden het niet erg om als bemanningslid te werken. Ze worden
er extra voor betaald: één dollar per dag, vijfendertig frank. Een gans kapitaal voor hen, want hun
normale jaarwedde bedraagt ongeveer US$240 (8400 frank). Sommige wetenschappers zijn in oktober
al van hun basis gehaald, en blijven op de boot tot eind mei, en halen zo een 200 dollar extra binnen.
Die gebruiken ze om in de Westerse havens die ze aandoen, wat 'luxegoederen' aan te kopen. Wat zij
dan ook 'luxegoederen' noemen: exotische fruitsappen, batterijen, videocassettes, films, sigaretten,
drank. We voelen mee met die mensen, die tenslotte wetenschappers zijn: hun onderzoek moeten ze
meer als een half jaar stoppen, om als meid voor alle werk gebruikt te worden. Geen wonder dat zoveel
Russische wetenschappers emigreren...
Maar ze zijn allemaal even vriendelijk. Alhoewel de meesten slechts gebroken Engels spreken, vinden
we ons telkens weer in conversatie met de één of de ander, die trots zijn foto's van het thuisfront, en van
hun basis toont.
Tot onze verbazing blijkt de brug van de Fedorov nog groter te zijn als die op de Khlebnikov. Er staat
nog meer geavanceerde apparatuur: verschillende satellietnavigatietoestellen, zware radars,
gecomputeriseerde landkaarten... Het verbaast ons. Enkel de radiokamer doet wat verouderd aan. Een
Inmarsat satelliettelefoon is zowat het enige wat jonger is als vijftien jaar, volgens onze normen althans.
Die telefoon wordt door ons volop gebruikt. Iedereen belt zijn familie op, vliegtuigticketten worden
gereserveerd, en de faxen vliegen de deur uit. Allemaal aan 700 fr. per minuut. Communicatie is duur.
Tenminste voor niet-radioamateurs... Toch stelt niemand voor om één van onze zenders op te stellen.
De moed ontbreekt ons.
We eten vier maal per dag en tussendoor liggen we ofwel te slapen of slenteren wat rond. Veel valt er
niet te beleven op het schip. Een bar is er niet. Het enige verzet is wat tafeltennissen of tweemaal per
dag naar de video kijken. 'Pretty Woman' met Russische overspraak. Er is één vlakke stem die zowel de
stem van de mannen als die van de vrouwen dubt. Het is bijna komisch om dit aan te horen, toch bij een
romantische film als 'Pretty Woman'. De stem leest zelfs de begin- en eindgenerieken voor...
Woensdag 23 februari 1994
Vroeg in de morgen geef ik het laatste interview voor 'Reporter zonder Grenzen'. Wilfried, de reporter,
geeft het weerbericht van België door: -7°C, de ring rond Brussel zit vast. Bij ons is het -5°C, de zee is
kalm en de sneeuw valt uit de grauwe lucht. De reporter vraagt wat hij me nu het meeste plezier van de
wereld mee zou kunnen doen, als hij me binnen een paar dagen op Zaventem komt opwachten. Zonder
nadenken, zeg ik: "Een colaatje".
Een paar uur later komen we aan bij King George. Dit eiland bevat de grootste concentratie
Zuidpoolbasissen. Vanop het schip zien we de felbeschilderde gebouwtjes van de basissen van
Uruguay, Chili en China, en de vaal groene barakken van de Russen. Aan de andere kant liggen de
basissen van Polen, Zuid-Korea, Argentinië en Brazilië. King George ziet er wat troosteloos uit. De
heuvels zijn donkerbruin, hier en daar ligt een plakje vuile sneeuw. De oevers liggen bezaait met oude
roestende 'dingen', wrakken van schepen, of containers. De lucht is grijs en natte sneeuw valt naar
beneden.
De Fedorov laat het anker zakken, en wij kruipen de cargoruimte in. Daar ligt ons expeditiemateriaal
netjes gestapeld. We halen er ons persoonlijk materiaal, en de tenten van tussen. De tenten moeten we
verkopen aan de man die onze Hercules chartert. Voor de helft van de prijs, toch nog een respectabele
bedrag van 315.000 Bef... De rest van de cargo blijft aan boord tot in Europa.
De helikopter vliegt heen en weer tussen de Russische 'Von Bellingshausen' basis en de Fedorov. Ze
brengt nieuw proviand aan land. Ganse ladingen ingevroren kippen, zakken bloem, tonnen met boter,
kisten met drank en sigaretten, en, tot ons groot jolijt, ook in het midden gezaagde, ingevroren koeien.
De nieuwe mop doet de ronde:
"Hoe breng je een kudde koeien aan land op Antarctica?"
"In een cargo-net."
In de late namiddag neemt de helikopter de eerste lading expeditieleden naar de basis. Ralph, Wilber
en Willy blijven achter, ze komen met de volgende lading. De helikopter landt zachtjes voor de
Russische barakken. Als we door de deur springen, zakken we tot over onze enkels in het slijk. Er is
niks romantisch aan 'een zomer op King George'. Zeker niet de mensen... Stuurse mannen in oude vuile
kleren baggeren door het slijk naar ons toe. Ze kijken ons wat verbaasd aan. Maar zeker niet zo
verbaasd als wij naar hen. Ze snauwen elkaar wat toe, en halen hun schouders op. "Geen eten op deze
lading."
Vladimir, de commandant van de basis komt ons welkom heten. Hij meldt dat de Hercules, ons vliegtuig
naar Chili, vandaag niet meer af komt. Het weer is te slecht. Zucht. Ook de helikopterpiloot denkt er zo
over. De schroeven worden aan de grond vast gemaakt, en de wielen geblokkeerd. Willy, Ralph en
Wilber zullen het op de Fedorov een nachtje zonder bagage moeten stellen. Morgen misschien meer
geluk.
Een jongeman in een lange groene jas, hij gelijkt wel op een veedrijver uit een cowboyfilm, komt met
uitgestoken handen naar ons toe.
"Peter I?", vraagt hij ons
We knikken in koor.
"Four Kilowatt One Foxtrot, 4K1F", stelt hij zich voor.
Martin slaat zich voor het hoofd: "'t Is niet mogelijk, weer een radioamateur!"
Yuri is inderdaad een gekende radioamateur die hier als wetenschapper werkt. Yuri spreekt vlot Engels
en wordt meteen onze beste vriend.
Vladimir wijst ons onze 'kamers'. Martin krijgt een soort voorhistorisch hemelbed naast de keuken, Luis
zal op de sofa in de bibliotheek slapen. Tony krijgt een kamer in de radio-barak, en Terry, Bob en ik
mogen in het hospitaal slapen.
"Hopelijk liggen er geen lijken", grapt Bob.
Humor en geduld blijken twee kwaliteiten te zijn, die we op onze trip blijkbaar vaak hebben kunnen
gebruiken. Eens het eerste ijs wat is gedooid, valt de bemanning van de basis best mee, alhoewel de
taal wel een handicap is. Toch spreken de meeste een mondjevol Spaans - de Chileense basis ligt een
paar honderd meter verder -. En na een uitvoerig avondmaal, blijkt onze aanwezigheid aanleiding tot
een party. Russische wodka, Zuid-Afrikaans en Chileens bier, en pakjes Amerikaanse sigaretten gaan
van hand tot hand. Plotseling hebben we blijkbaar weinig moeite om met de Russen te communiceren.
De volgende dag is het weer net goed genoeg om een paar helikoptervluchten te maken. Ik sla bijna
door mijn benen van het lachen als ik Ralphs gezicht zie, terwijl hij uit de helikopter stapt. Zo'n gezicht
moet ik gisteren waarschijnlijk ook getrokken hebben, het heeft iets van 'Oei, waar ben ik nu weer
beland'. Wilber heeft zijn witte sportschoentjes aangedaan. We gieren van het lachen terwijl hij met een
vies gezicht en modder tot aan de enkels zich een weg baant naar de barakken. Wilber heeft nog weinig
gevoel voor humor, hij wil gewoon naar huis, zo vlug mogelijk. En dat doet ons nog meer lachen: "Geen
Hercules vandaag" heeft commandant Vladimir gezegd. "Schliechte ziegtbaarhojt", slechte
zichtbaarheid. Was dat ook niet het dooddoenertje dat Sergej, de radio-officier van de Fedorov altijd
maar herhaalde, toen we op Peter I geblokkeerd zaten? "Schliechte ziegtbaarhojt"...
We installeren ons allemaal zo goed en zo kwaad het kan, in het kamp. Het kan blijkbaar nog een paar
dagen duren vooraleer de Hercules 'langs komt'.
Gelukkig zijn de barakken goed geïsoleerd, en comfortabel verwarmd. De bedden zijn netjes en ruiken
fris. Het toilet, een toiletpot, met een gat in de grond ruikt kwaadaardig.
Victor, de kampdokter/postbode/tandarts/shopkeeper, wordt onze vriend, en hij troont onsmee naar zijn
souvenirwinkeltje. Hij verkoopt er allerlei spulletjes aan de toeristen die soms met cruiseschepen komen
aanleggen. Maar de prijzen zijn te hoog. Een Baboesjka, geschilderde poppetjes die netjes in mekaar
passen, kost minstens twintig keer zo veel als in Rusland, en daarbij waren de Baboesjka’s die ik in Sint
Petersburg heb gekocht, veel mooier beschilderd...
's Avonds is er een party bovenop de heuvel, in de barak van Yuri, onze radioamateurvriend. Hij toont
ons trots zijn amateurzender: een oude Oost-Duitse zender uit de Tweede Wereldoorlog, een Russische
ontvanger uit de jaren stilletjes en een zelfgemaakte versterker. Zijn antennes zijn allemaal zelfgemaakt.
Gesterkt door de wodka en het bier, dat rijkelijk vloeit, wagen we ons aan de zender. We slagen er zelfs
in om een aantal contacten te maken met de Verenigde Staten, en laten onze contactmensen weten,
dat we nog voor onbepaalde tijd op King George geblokkeerd zitten. - hik -.
Het is vroeg in de morgen als we ons zingend in de sneeuw de heuvel laten afglijden, naar onze
slaapkwartieren.
De volgende morgen, onze derde dag op King George. Het weer ziet er nog altijd miezerig uit. 's
Voormiddags trekken we naar de Chileense basis. De netjes oranje en wit geschilderde barakken
contrasteren fel met de vaal bruin en bleekgroene 'dingen' van de Russen. De Chilenen hebben zelfs
een bank, een souvenirwinkel, een sportcentrum, een schooltje voor de kinderen van de bemanning, en
een postkantoor in hun basis. Trots vertellen ze dat de luchthaven, met bijhorend hotel - 14.000 fr. per
nacht, amaai - ook tot hun basis behoren.
's Namiddags vervoeren we onze tenten naar de luchthaven, bovenop een heuvel. De Russen rijden
een luidbrullende en ratelende oude sneeuwkat voor. Het gelijkt op een tank. We laden het 'ding' vol en
hotsebotsen de heuvel op. De chauffeur hangt uit het venster terwijl hij het beest schokkend stuurt. De
voorruiten zijn zo vuil dat er geen kuisen meer aan is. In de luchthaven, een verwarmde hangar naast
het hotel en een moderne verkeerstoren, laden we de tenten uit. We stapelen ons materiaal in de loods,
naast een blinkende Twinhopper, een tweemotorig vliegtuig en een moderne Messerschmidt helikopter.
Beide toestellen zien er prima onderhouden uit. Wij rijden terug naar onze basis. Luis en Terry zetten
een paar antennes op, en, met toestemming van de commandant, en het hoofdschudden van Martin,
beginnen we aan een lange nacht op de radio. Tegen het ochtendgloren hebben we er nog eens
duizend radiocontacten opzitten...
Zaterdag 26 februari 1994, 10 u in de morgen
"Peter, wakker worden, de Hercules komt er aan", fluistert Terry in mijn oor. Ik heb er nog maar een paar
uur slaap opzitten, en geraak moeilijk uit bed. Enfin, bed, zeg maar operatietafel met een matras erop.
Ontbijt heb ik blijkbaar ook al gemist. Binnen een half uur staan we met pak en zak voor de
hoofdingang. De 'tank' en een 4x4 vrachtwagen met een open laadbak komen voorgereden.
"Taxi!", grapt Willy.
We laden onze bagage in, en gaan er bovenop zitten. We zetten ons schrap terwijl het ding zich in
beweging zet. Hoeveel soorten voertuigen gebruikten we nu al? Personenwagens, taxi’s, 4x4 jeeps,
pilootboot, burgervliegtuig, Engels militair vliegtuig, ijsbreker, zodiac, twee types helikopters, tank,
vrachtwagen.
"Wie weet wat er ons nu nog te wachten staat..", schreeuwt Wilber boven het motorlawaai uit.
Rond elf uur komen we bij de luchthaven aan. Wel, luchthaven. Niks meer als een barak en een
landingsstrip van gehard donkerbruin grind. Er is meer activiteit als gisteren. Het goeie nieuws is dat de
Hercules al onderweg is, het slechte nieuws is dat het vertrek een paar uur wordt vertraagd. Er zijn een
paar VIPs aan boord, die de basis van Uruguay gaan bezoeken, en die VIPs moeten met hetzelfde
vliegtuig terug naar Punta Arenas. Jeeps en vrachtwagens komen en gaan, helikopters komen cargo
afzetten en de helft van de Russische basis komt ons vaarwel zeggen. Onze bagage wordt netjes
gewogen en met een net vastgesjord. Het is koud, de wind waait venijnig en we krijgen honger.
Gisteravond waren het 'aardappelen' bij de Russen. Aardappelen met twee stukjes ingelegde haring en
wat gezuurde kool. En vanmorgen heb ik het ontbijt gemist...
Eindelijk komt de Hercules laag overgevlogen. Ik kan het bijna niet geloven. Dit is ons eigen vliegtuig.
Alle andere mensen die mee zullen vliegen, betalen eigenlijk indirect mee voor onze vlucht. Ons eigen
militair vliegtuig dat uit Montevideo, Uruguay, speciaal voor ons naar King George, Antarctica vliegt...
Het lijkt eindeloos te duren voor we de Hercules opnieuw zien. Ze komt laag over de zee aangevlogen,
met de landingslichten aan. De buffeljacht-muziek van 'Dances with Wolves' klinkt in mijn hoofd. Het is
een glorieus gezicht om het vrachttoestel sierlijk te zien naderen, en zachtjes op de landingsbaan uit te
zien rollen. Met luid zoem-ronkende motoren draait ze vlak voor onze neus.
Allerlei mannen en vrouwen stappen uit. Militairen, VIPs, wetenschappers en meisjes die lijken op
ééndagjestoeristen. In een mum van tijd, zijn ze allemaal verdwenen, de ene in vrachtwagens, de
andere in jeeps, en nog andere zijn in helikopters weggevlogen...
En wij, wij staan daar nog, rillend van de kou - ik heb intussen mijn poolvest bovenop mijn ski-anorak
getrokken -, en rammelend van de honger. Het zal nog minstens vier uur duren vooraleer het vliegtuig
vertrekt, en we nemen het aanbod van de Russen aan, om met de vrachtwagen tot aan de
Uruguayaanse basis te rijden. Nou ja, rijden, hotsebotsen... Onze magen schokken tot in onze keel,
maar we lachen ons een kriek.
Op de basis valt niet veel te beleven, er is een party aan de gang voor het VIP-bezoek, de Amerikaanse
ambassadeur, naar het blijkt. Maar er is wel eten. We schrokken het binnen. Na een korte rondleiding,
hotsebotsen we terug naar de luchthaven.
De commandant van de Chileense basis krijgt medelijden en biedt ons koffie en sandwichen aan, die
we ook gretig verslinden.
"Het vliegtuig vertrekt binnen vijf minuten", wordt er geroepen. Met de laatste boterham nog in onze
mond, lopen we naar de Hercules en springen aan boord. De zitplaatsen zijn nylon netten vooraan in de
laadruimte. Onze bagage is achterin gestouwd, meters hoog.
Voor we het weten, zitten we al in de lucht, en krijgen nauwelijks een kans om de laatste glimp van King
George, de laatste glimp van Antarctica te zien.
We nestelen ons in de netten en iedereen dommelt in een ondiepe slaap, telkens weer gestoord door
iemand die zo nodig naar achteren of naar voren klautert. De cargobemanning van het vliegtuig zit
ontspannen een sigaretje te roken, bovenop de cargo. Het toilet is een emmer in een hoekje, afgesloten
met een gordijn. De stewardessen zijn twee blonde meisjes in een militaire overall.
In de cockpit, waar je zo maar binnen kunt wandelen - klimmen eigenlijk-, voert Wilber een levendig
gesprek met de commandant. Wilber is een piloot die regelmatig met dit type vliegtuigen, een C130,
vliegt. Zonder veel commentaar krijgt hij een plaats achter het stuur, en hij neemt de controle over.
De zon gaat langzaam onder, en werpt zijn laatste goudgelen stralen tussen de wolken door. Beneden
zien we Tierra del Fuego, Vuurland, onder ons voorbij glijden. Het zuidelijke punt van Zuid-Amerika, het
begin - of is het einde - van de bewoonde wereld. Een half uurtje later zien we de lichtjes van Punta
Arenas al. Iedereen gaat zitten en Wilber zet het vliegtuig heel zachtjes aan de grond. Dit is zonder
twijfel de zachtste landing die ik ook meegemaakt heb, en alle passagiers gaan spontaan
applaudisseren.
Het is middernacht in Punta Arenas. De motoren brullen nog na, terwijl de passagier uitstappen. Onze
groep moet wachten en een paar vrachtwagens komen aangereden. Een jongeman stapt naar ons toe:
"Peter I team?"
Martin slaakt een kreet:"Nee, niet opnieuw, alsjeblieft"
"Charly Echo Eight Charly Mike India, CE8CMI, Moncho", stelt hij zich voor met zijn radioamateur-
roepnaam. Hij is onze contactman in Punta, die de Hercules voor ons regelde. We laden de tenten in de
ene vrachtwagen, en al onze persoonlijke bagage in de andere. Alles wordt in een loods gestouwd, en
een paar taxi's vervoeren ons naar het centrum van Punta Arenas.
De honger knort in onze magen, terwijl we onze paspoorten laten afstempelen bij de
vreemdelingenpolitie. Daarna trekt de groep naar een hotel, en rijden we naar het dichtsbijzijnde
restaurant.
Terwijl we ons te goed doen aan een overvloedige maaltijd, rijkelijk overgoten met Chileense wijn, denk
ik aan het 'laatste avondmaal' van de Howland-groep, in Hawaï. Ook dit wordt ons laatste avondmaal,
met gemengde gevoelens. We hebben een onvoorstelbaar avontuur achter de rug, een avontuur van
twee maanden. Tegen de tijd dat we in België zullen aankomen, zullen we bijna vijftigduizend kilometer
afgelegd hebben, over vijf continenten, en hebben met negen mensen 70.000 radiocontacten gelegd, in
twee maanden tijd...
Pas acht uur later, als we in Santiago, de hoofdstad van Chili, uit het vliegtuig stappen, beseffen we dat
we terug in de bewoonde wereld zijn. Achttien uur geleden stonden we nog op Antarctica, te wachten op
ons vliegtuig, en nu wachten we hier bij de lopende band op onze bagage. Met onze poolschoenen en
dikke truien, bij een temperatuur van 30°. Dit is de bewoonde wereld. Maar is dit nog onze wereld?
Terwijl we elkaar ten afscheid omhelzen, weten we diep in onze harten, dit is onze wereld niet. Wij zijn
gedoemd om naar die verre onbereikbare eilanden te trekken, wij zijn verslaafd aan de horizon, aan het
onbekende, aan koraalriffen en gletsjers, aan boobies en pinguïns. In de Stille Zuidzee of op Antarctica,
om het even, als het maar ver weg is. Alleen, op ons eiland. Alleen, met onze radio's. Daar voelen we
ons thuis. Dicht bij de horizon.
-EINDE -
Enkele krantenartikels verschenen na terugkomst: